Bidden in de joodse en de christelijke traditie

21 januari 2019

Gebed: rijk is het wel, eenvoudig is het niet.

Amsterdam, 17 januari 2019

Tijdens de conferentie over de rijkdom van het joodse en het christelijke gebed, georganiseerd door Sant’ Egidio, spraken rabbi Binyomin Jacobs en dom Ad Lenglet vanuit hun jarenlange ervaring met bidden. Onder deskundige leiding van Hendrik Hoet ontstond een geanimeerd gesprek, waarin tussen grappige anecdotes, serieuze woorden en betekenisvolle stiltes veel meer gezegd werd dan er gezegd werd. 
In het besef dat dit een zeer beperkte weergave is,  hieronder een korte inhoudelijke weergave van een rijke avond. 

Vertrekkend vanuit dezelfde Schrift bevestigen zij dat God zo anders is, ons begrip te boven gaat, dat wij ook niet precies weten hoe wij kunnen bidden.

De opperrabbijn maakt onderscheid tussen schietgebedjes, waarbij we God bijvoorbeeld vragen om genezing en het gebed waarin we verbinding zoeken met de Eeuwige. Dat is een leerproces met verschillende stappen, waarbij we niet aan uren, maar aan jaren moet denken. Gebed is bovendien een daad, en joden bidden daarom hardop.
De rabbijn sprak ook zijn zorgen uit over de samenleving en de noodzaak van een levenshouding met respect voor de Eeuwige en diens aanwezigheid in mensen,  en waardering voor de diverse vormen van geloof die God ons geeft.

De abt van de Benedictijnerabdij in Vaals verwees naar de tekst in het boek Deuteronomium: 
Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige! Heb daarom de HEER, uw God, lief met “‹hart”‹ en ziel en met inzet van al uw krachten. (Deut 6, 4-5) Het gebed is het antwoord daarop. Door te luisteren, bijvoorbeeld naar de psalmen. Het is het antwoord op een ervaren liefde van God. En wij weten niet hoe we moeten bidden, maar de heilige Geest bidt in ons. 
Op de vraag of bidden zin heeft, antwoordt de abt dat wij op een andere manier verhoord worden dan wij verwachten, wat wij meestal pas achteraf herkennen.